De Pion

Achter het Centraal Station aan het IJ in Amsterdam zwaai ik mijn vriend uit. De ochtendzon is nog niet bij machte dauwdruppeltjes te drogen, het is vroeg. Mijn vriend gaat twee jaren uit varen… Hij praat over zijn voornemen alsof het over een snoepreisje gaat: terloops, als een gewoon tussendoortje.

Hij staat er onwankelbaar op het voordek van zijn twaalf meter lange tweemaster, een Colin Archer uit de jaren dertig. De gemoedelijke uitstraling en de ronde vorm van de boot maken dat hij deze zijn geliefde noemt, knus: zijn Schildpadje.

Maar zij blijkt later al zijn energie op te zuigen en wordt een onophoudelijke handenbinder.

Gedurende die gedenkwaardige laatste avond aan het IJ schaken we in zijn kajuit. We spelen elke dinsdagavond, om en om bij elkaar, al jaren. Deze partij is een spannende maar beëindigen we voortijdig. We laven ons met zijn schippers bitter tot en met de laatste druppel, erna snurken we waarschijnlijk, zonder erg. Uren later proberen we overeind te komen en zijn we verstijfd als oude rotten. Na een homp brood met kaas en heel kruidige thee is mijn vriend klaar. We slaan onze armen stevig om elkaar heen en staan er een paar minuten met gedachten die al even verstrengeld en warm aanvoelen.

Dan vertrekt mijn vriend voor zijn zeiltocht over de uitzichtloze, soms stille, maar vaak wilde wateren van de wereld die hij nog niet kent. Geheel alleen… maar als het hem uitkomt wil hij volk meenemen. Vrouwen als het meezit, slaapplaats genoeg, voor wel vijf. Hij heeft er een folder over gemaakt met woorden van zorg en vertrouwen in een veilige en tijdige terugkeer. Uiteraard spreekt me dat veilige vooral aan.

Vrouwvolk is hier genoeg op de kade.

Mijn vriend bereidde zich een lang jaar voor met het opknappen van zijn boot en maakt zich allerlei kneepjes eigen. Ik mag soms helpen met het domme werk, van de techniek heb ik geen idee, en die maten! Alleen al dat 94 m² zeil ontstelt me, die zeven zeilen zijn me er zes teveel. De dieselmotor van 34 PK met een kruissnelheid van 8 knopen kan uitvallen, wat moet ik dan in storm en ontij? En die navigatiedingen: kompas, sextant, dieptemeter, autopiloot, radar, marifoon, Decca, G.P.S., R.D.F…, je komt er in om; voorzieningen als ceinturen, zwemvesten, vlotten. Ik moet er niet aan denken en heb zoiets nodig voor mijn lijfsbehoud.

Ach, hoe kan hij zo anders willen dan ikzelf?

 

We zijn nog geen half jaar verder. Nu mijn vriend onverwacht mijn kamer binnenstapt lijkt hij gekrompen. Hij is mager als een kerkrat, zijn haar is niet rood meer en hij mist een voortand.

Onthutst staar ik hem aan. Hij schuift naar een stoel toe, ploft neer en kijkt me met dode ogen aan.

Zo, ik ben er weer. Zijn glim lijkt ongemakkelijk als een luis op een kam.

Ik kan even geen woord uitbrengen, ruim paperassen van tafel, zet koffie, raak hem een paar keer zacht op zijn schouder.

Heb je de stelling nog in je hoofd? Zijn hand glijdt in zijn binnenzak. Mijn vriend trekt er een doosje uit dat niet groter is dan zo eentje voor lucifers. Hij friemelt er een elastiekje af en legt het op tafel. Dan tast hij naar de koffie, roert er wat in om en vraagt nog eens: Die stelling, weet je die nog?

Jazeker, antwoord ik en pak mijn schaakbord erbij. Vlug zet ik de stukken neer als op die laatste avond. Het is altijd spannend, we zijn aan elkaar gewaagd. Mijn pion staat op promoveren. Maar net wanneer het er echt op aankomt glijdt hij die laatste avond van het bord en hoe we ook zoeken hij laat zich niet meer zien.

Mijn pion promoveert tot Dame, breng ik nu naar voren. Jij hebt geen kans meer.

Deksels, is dat zo? Ik denk anders dat mijn paard…

Nee, nee. Vele keren nagespeeld, nee…

Dan begint mijn vriend te vertellen: in mijn kajuit veeg ik de vloer aan, hoe vaak niet? schrob de boel schoon, tientallen keren, maar dat pionnetje ligt er niet. Hij kijkt meewarig over de tafel heen. Onder het luik bij de boordmachine, in het vervuilde oliewater, nergens ligt het, vraag me niet hoe dat kan.

Geval van een hemelvaart, reageer ik.

Deksels, zegt hij weer.

Je ziet er anders uit, moe, erg moe.

Maar ik ben er. Zijn zucht golft zacht door mijn kamer. Nadat hij zijn kopje heel bibberig neerzet, kijkt hij me aan, zijn ogen smeulen. Ik kom rechtstreeks van Baltimore…

Met de Schildpad?

Die ligt op 4000 meter diepte… Een zacht janken deint uit zijn darmen omhoog. Hij gluurt almaar mijn kamer rond.

Voordat hij verder gaat met vertellen staren we elkaar een lange poos aan. Ik herinner me het begin van zijn wedervaren uit de brieven. Mijn vriend valt op het Kanaal in slaap en schrikt vlak voor de Franse krijtrotsen wakker, nog verdwaasd en dwars tussen monsterlijke zeestomers door zeilt hij op Engeland aan, de zuidelijke eilandjes, voor wat paperassengedoe, daarna zeilt hij richting Las Palmas, leeft een tijdje in lieflijke dorpjes met kanaries en cannabis en daarna vangt zijn overtocht aan.